
In de jaren tachtig van de achttiende eeuw liepen de emoties tussen aanhangers van de prins van Oranje en de voorvechters van een burgerlijk bestuur hoog op. De Patriotten en Orangisten maakten elkaar het leven zuur in de strijd voor hun politieke overtuiging. Waar de Patriotten meer democratisering in het bestuur nastreefden, streden de Prinsgezinden voor een sterke stadhouderlijke macht belichaamd in de leden van het Huis van Oranje. De strijd bereikte haar hoogtepunt in juni 1787 toen de echtgenote van de verdreven stadhouder Willem V, Wilhelmina van Pruisen, op haar weg naar Den Haag door Patriotten werd aangehouden. Ze wilde de Staten van Holland bewegen haar man terug te laten keren. Gevolg van de aanhouding was de Pruisische inval in de Republiek onder leiding van Wilhelmina’s broer Frederik Willem II.